Het Garnizoen
Nadat
in 1592 Coevorden definitief aan Staatse zijde was gekomen, vatten de
Staten-Generaal het plan op om van Coevorden een grensvesting te maken, om de
passages naar het noorden naar Groningen en Friesland te bewaken. Tussen 1596
en 1610 werd er gewerkt aan de vestingwerken. Een stad binnen een volmaakt
wiskundige zevenhoek met een inpandige citadel met zelf vijf bastions. De
bastions van de vesting werden vernoemd naar de Zeven Verenigde Provinciƫn. Het
beheer kwam in handen van de Raad van State, die ook de gouverneurs en
commandeurs benoemde. Coevorden werd een garnizoensstad, met de daaraan verbonden
economische voordelen.
Coevorden was de modelvesting in Noord-Europa. Veel buitenlandse militaire deskundigen brachten hier een bezoek.
Na
menige bezetting, verwoestingen en plunderingen en nadat in de jaren veertig
van de 19e eeuw alle militaire onderkomens nog werden opgeknapt, voorzagen
bestuurders in de gestadige vermindering van het aantal regimenten dat de
kazernes bevolkte, een probleem voor de toekomst. In het bijzonder een
economisch probleem. De stad immers leefde voor een groot deel van de aanwezigheid
van een garnizoen. Niet alleen de winkeliers en tappers, maar er werkten in de
stad ook specialisten als zadel- en geweermakers. Timmerlieden, metselaars en
polderwerkers, allen verdienden aan het onderhoud van gebouwen en
vestingwerken. In 1850 was het zo ver: de vesting Coevorden werd opgeheven.
Binnen drie jaar vertrokken de militairen. In 1854 ging de laatste arts van het
hospitaal met pensioen en daarmee kwam een eind aan het garnizoen en aan de eens vermaarde
modelvesting in de Nederlanden.
Bovenstaand zijn enkele korte fragmenten uit "Uit de geschiedenis van de stad Coevorden" geschreven door Ger Kleis.